Vrijzinnig geloven betekent geloven in vrijheid: persoonlijke engagement heeft voorrang op dogma, gewoonte of instituut. Maar geloven in vrijheid vereist geloofsverantwoordelijkheid, dat wil zeggen geloofsgeletterdheid en geloofsonderhoud. Geloven is een werkwoord. Bekering en belijdenis zijn verraderlijke begrippen. Eén doorslaggevende ervaring, één handtekening onder een dogma maakt nog geen gelovige. Geloven is aan slijtage onderhevig en vraagt om permanent onderhoud. Vindingrijk geloven is een geloven dat zich al doende in leven houdt: ‘The proof of the pudding is in the eating’. Zoals in de oudchristelijke symboliek de pelikaan haar kinderen met haar eigen bloed voedt – beeld van Christus’ zelfopoffering voor de mens – zo houdt het geloof zichzelf levend … door aan geloven te doen.
De deelnemers zitten rond een tafel, waarop fiches met encyclopedische lemma’s over inventieve theologie verspreid liggen. In tweetallen trekken ze één naam- en één onderwerp-kaart. Bijvoorbeeld: ‘Gandhi’ en ‘postmodernisme’, of ‘Erasmus’ en ‘original blessing’. Gaat er in de kortsluiting tussen beide kaarten een lichtje op? De deelnemers proberen die ‘vondst’ in één wijze zinspreuk te vatten. In het rondetafelgesprek wisselen de tweetallen hun ervaring met geloofsdenken uit.
Workshopleider: Chris Doude van Troostwijk